Description |
Waarom dit advies?
De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft, mede namens de staatssecre\taris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de ACVZ gevraagd advies uit te brengen over de (arbeidsmarkt)positie van migranten die zijn afgestudeerd aan een Nederlandse instelling voor hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs. Uit de adviesaanvraag blijkt dat het vooral gaat om de wens van de regering om voor een goede ontwikkeling van de kenniseconomie zoveel mogelijk hoog opgeleide studiemigranten na hun studie voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden.
Studiemigranten van buiten de Europese Unie (EU) en de Europese Economische Ruimte (EER) hebben ook nu, na voltooiing van hun studie, al de mogelijkheid om ‘aansluitend’
in Nederland als kennismigrant aan het werk te gaan.
De regels die daarvoor nu gelden zijn, samengevat, de volgende:
• Na het afstuderen c.q. het uitgereikt krijgen van het diploma, behouden de studiemigranten een verblijfsrecht voor een zoekperiode van maximaal drie maanden. Hebben zij in die periode geen werk als kennismigrant gevonden, dan moeten zij Nederland verlaten.
• Een verblijfsvergunning voor arbeid wordt aan hen alleen afgegeven als zij een baan hebben gevonden die voldoet aan de salariseisen van de kennismigrantenregeling. Die regeling stelt aan kennismigranten die van buiten de EU/EER die in Nederland willen gaan werken (alleen) de eis dat zij een salaris van minimaal 46.541,- euro (34.130,-
euro voor migranten jonger dan 30 jaar) moeten gaan verdienen.
De ACVZ concludeert dat deze regeling ernstig te kort schiet. De te strenge eisen bieden eenvoudigweg te weinig mogelijkheden om deze studiemigranten voor de Nederlandse arbeidsmarkt te behouden. Uit het internationaal onderzoek - Comparative Study on Policies towards Foreign Graduates van het International Centre for Migration Policy Development (ICMPD) – verricht in opdracht van de ACVZ, blijkt dat de Nederlandse regeling in vergelijking met de onderzochte landen de meeste restricties kent. Mogelijk is
dit een van de oorzaken van het relatief lage aantal studenten aan Nederlandse universi\teiten en hogescholen afkomstig van buiten de EU en EER (ca. 3,5 %).
|