Description |
Volgens schattingen wonen op de wereld ongeveer 12 miljoen mensen die geen nationaliteit hebben. Deze mensen worden staatlozen genoemd. Staatloosheid is een probleem
omdat een nationaliteit waarborgt dat er tenminste één land is waar je het recht hebt te
verblijven. Bovendien brengt nationaliteit een aantal andere belangrijke rechten met zich
mee, zoals het recht op identiteitsdocumenten en het recht terug te keren naar je eigen
land. Zonder papieren waaruit blijkt wie je bent is het vaak moeilijk om te trouwen, contracten te sluiten en diploma’s te verkrijgen. Daarnaast zorgt het bezit van een nationaliteit ervoor dat een persoon lid is van een bepaalde politieke gemeenschap. Het recht op
een nationaliteit is dan ook geformuleerd als één van de fundamentele mensenrechten in
de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
De internationale gemeenschap heeft, om staatlozen te beschermen en om staatloosheid
te voorkomen, twee belangrijke verdragen gesloten: het Verdrag betreffende de Status
van Staatlozen uit 1954 en het Verdrag tot Beperking der Staatloosheid uit 1961. Nederland is partij bij beide verdragen. Dit betekent dat Nederland verplichtingen heeft ten
aanzien van staatloze vreemdelingen die in Nederland verblijven, ten aanzien van kinderen die op het Nederlandse grondgebied staatloos ter wereld komen en ten aanzien van
het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit als dit staatloosheid tot gevolg heeft.
De Verenigde Naties heeft de UNHCR het mandaat gegeven om de rechten van staatlozen te beschermen en staatloosheid te voorkomen en verminderen. In dit kader heeft
de UNHCR in november 2011 het rapport Staatloosheid in Nederland uitgebracht. De
belangrijkste conclusie was dat in Nederland de identificatie van staatlozen gebrekkig
functioneert en dat als gevolg daarvan de rechten van in Nederland verblijvende staatlozen niet gegarandeerd zijn. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel hebben dit oordeel in augustus 2012 weersproken.
Het rapport van de UNHCR en de reactie van de ministers was voor de Adviescommissie
voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) aanleiding om een advies uit te brengen over staatloosheid. De toenmalige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft dit besluit vervolgens op 14 november 2012 in een brief met een adviesvraag ondersteund.
Het ACVZ-advies Geen land te bekennen heeft uitsluitend betrekking op personen die
door geen enkele staat onder de werking van diens wetgeving als staatsburgers worden
beschouwd. Deze personen worden ook wel ‘de jure staatlozen’ genoemd. In Nederland
kunnen de facto staatlozen een beroep doen op het buitenschuldbeleid. Hierover heeft de
commissie in juli 2013 het advies Waar een wil is, maar geen weg uitgebracht.
|