Description |
Huidige toelatings- en verblijfsprocedure kent overbodige dubbeling
In beginsel moeten alle vreemdelingen die langer dan drie maanden in Nederland willen verblijven, in het land van herkomst of van bestendig verblijf bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging daartoe toestemming vragen in de vorm van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Onderdanen van de landen van de Europese Unie en de
Europese Economische Ruimte en een (beperkt) aantal landen, genoemd in de Vreemdelingenwet 2000, artikel 17, zijn vrijgesteld van dit vereiste.
De mvv wordt verleend als aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning is voldaan. De mvv wordt in het paspoort aangebracht in de vorm van een geharmoniseerde Schengen-visumsticker. Met dit visum kan betrokkene – zonodig via andere EU-landen – éénmalig Nederland inreizen. Daar aangekomen moet op basis van de mvv een verblijfsvergunning worden aangevraagd. Die tweede procedure is, hoge uitzonderingen daargelaten, zuiver administratief. Er wordt vrijwel altijd uitgegaan van de positieve uitkomst van de recente toetsing aan de verblijfsvoorwaarden die in de mvv-procedure al is verricht. Het doorlopen van deze tweede procedure duurt, als alles meezit, vier weken. Maar meestal verstrijken twee of meer maanden voordat de verblijfsvergunning als document daadwerkelijk aan de belanghebbende wordt afgegeven.
Van enige meerwaarde van deze constructie, met in theorie twee volgtijdelijke vrijwel
identieke toetsingen, is de ACVZ niet gebleken. De nadelen zijn echter evident.
Nadelen van de huidige toelatings- en verblijfsprocedure
Het belangrijkste nadeel van de huidige toelatings- en verblijfsprocedure is dat de betrokkene twee keer een vrijwel gelijke aanvraag moet indienen. Hoewel hij of zij tijdens de
tweede procedure rechtmatig verblijf in Nederland heeft, kan niet van en naar het buitenland worden gereisd. Ook het aangaan van een dienstverband, ook al is er wel een tewerkstellingsvergunning afgegeven, is onmogelijk omdat niet volledig kan worden voldaan aan de identificatieplicht en het tegelijkertijd aantonen van rechtmatig verblijf. Kortom,
het niet (tijdig) hebben van een verblijfsdocument heeft hinderlijke gevolgen.
Daarnaast geldt dat dubbele toetsing, ook al is de tweede formeel van aard, in sommige gevallen strijdig kan zijn met EU-regels. De ACVZ wijst in dit verband op richtlijn
2003/86/EG, inzake het recht op gezinshereniging. Daarbij past de kanttekening dat]onderzoek heeft uitgewezen dat ook een aantal andere EU-landen een dubbele toetsing kent en kennelijk een andere interpretatie van artikel 13, tweede lid van de richtlijn, hanteert. Het is echter de vraag of die interpretatie houdbaar is.
Read More
|