Érythrée

Het huidige onderzoek heeft het doel meer inzicht te bieden in welke aan huisvesting en de woonomgeving gerelateerde zaken voor mensen afkomstig uit Syrië en Eritrea belangrijk zijn geweest voor het opbouwen van hun leven in Nederland, nadat zij een woning in een gemeente toegewezen hebben gekregen. Daarnaast wordt beoogd meer kennis te verkrijgen over ervaringen met het huisvestingsproces en opvattingen over het huisvestingsbeleid. Daartoe zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: Welke factoren gerelateerd aan huisvesting en de woonomgeving zijn volgens mensen gevlucht uit Syrië en Eritrea zelf van belang voor het opbouwen van hun leven in Nederland? a Verandert het belang van deze factoren over de tijd? Hoe hebben mensen gevlucht uit Syrië en Eritrea het huisvestingsproces ervaren? Hoe kijken mensen gevlucht uit Syrië en Eritrea aan tegen het huidige huisvestingsbeleid (in algemene zin)?

Egypt’s capital Cairo hosts one of the five largest urban refugee populations in the world. For this reason, our paper concentrates on the legal aspect of irregular migration, discussing the characteristics of these migrants as asylum seekers and refugees while also examining transit migrants. First, the paper tackles associated concepts and data issues, with reference to the existing literature and international standards. In the second part, an overview of the Middle East and Northern Africa (MENA) situation is given as a prelude to the Egyptian experience. In the third part, the socio-economic profile of refugees and asylum seekers from Sudan, Somalia, Ethiopia, Eritrea, and Iraq is given with reference to their legal status, their rights and their living conditions measured in terms of income and sources of income, access to education, employment, health care and social services. The paper concludes by looking at the socio-economic situation in Egypt and policy recommendations concerning government practices, procedures, mechanisms, policies and laws. Gaps in research have also been highlighted so that these issues can be better addressed in the future.

"Unser Projekt beruht auf der grundsätzlichen wissenssoziologischen Überlegung, dass autobiographisches Erzählen dem Prozess prägender Erfahrungen unterliegt und notwendig selektiv, überlagernd und evaluierend vorgeht. Wissen und damit verbundene Vorstellungswelten sind einem dynamischen Metabolismus unterworfen; gemachte Erfahrungen setzen sich im Habitus ab, wo sie Reflexion, Handlungsüberlegungen und auch körperlich-habituelles Wissen befördern. Auch die Migration betrachten wir daher als einen dynamischen Lernprozess. In diese Transformationen von Wissen und Vorstellungswelten wollen wir Einblicke erhalten und daran anschließend schwer nachvollziehbares Handeln in der Aufnahmegesellschaft zugänglich und verstehbar machen. Um diesen Ansatz in der Migrationsforschung umzusetzen, bedarf es umfassender Kenntnisse der Lebenswelt in Herkunftsland und –milieu sowie in wichtigen Zwischenstationen der Migration. Deutlicher als früher scheinen in heutigen ethnologischen Arbeiten zur Migration individuelle Akteure auf, die zwar kulturelle und soziale Kategorien und Ressourcen strategisch nutzbar zu machen suchen, aber nicht unbedingt mehr auf diese reduzierbar sind. Forschungen, die Herkunft, Weg, Ankunft und Rückbindungen zu umfassen versuchen, bleiben indes rar, so dass auch Lernprozess und Wissensvermittlung in der Migration wissenschaftlich noch nicht erschöpfend beleuchtet sind. Unsere Forschung will am Beispiel der ostafrikanischen Herkunftsregion Eritrea und eingeschränkt auch Äthiopien Möglichkeiten und Erkenntnisse einer solchen Herangehensweise aufzeigen. Die afrikanischen Staaten Eritrea und Äthiopien, die seit dem Zusammenbruch der äthiopischen Derg-Diktatur 1991 von einander feindlich gesinnten, autoritären Post-Guerilla-Regierungen beherrscht werden, sind erneut zu Auswanderungsländern geworden. Junge, gebildete oder bildungswillige Städter (ca. 18-35 J.) nehmen oft jahrelange und lebensgefährliche Migrationen auf sich, um in Europa eine neue Existenz aufzubauen. Hierbei hoffen sie nicht nur auf wirtschaftlichen Wohlstand, sondern auch auf Rechtstaatlichkeit und demokratische Teilhabe. Ihr schrittweises und selten privilegiertes Durchlaufen verschiedener Migrationsetappen und örtlicher Stationen macht sie hierbei notwendigerweise zu Lernenden, die sich einerseits in fremden Umgebungen zurechtfinden müssen und andererseits bereits Schritte in die nächste Migrationsetappe planen und prüfen. Ihre Vorstellungswelten und Einschätzungen neuer Umgebungen speisen sich aus dort vermittelten Informationen, Gerüchten und eigenen sozialen Erfahrungen vor Ort. Doch auch angewachsenes Vorwissen wird an die jeweils neue Umgebung wie an die geplante Migrationsroute herangetragen. Vorwissen wird zum einen aus Schulbildung und Medienrezeption gewonnen, zum anderen durch Teilnahme an transnationalen, fluiden migrantischen Kommunikationsmilieus. Diese verbinden Menschen dank moderner Kommunikationstechnologie in verschiedenen Etappen, Stationen und Situationen miteinander – vom Herkunftsort bis zu vorläufiger Ankunft oder gar langjähriger Diaspora-Zugehörigkeit. Migrationsspezifisches Wissen umfasst hierbei Informationen zu sicheren Schlafplätzen ebenso wie Ratschläge zum örtlichen Umgang mit Polizei, Botschaftspersonal oder Schleppern, Optionen der legalen und illegalen Weiterreise ebenso wie das kompetente Verfassen von Studienplatzbewerbungen für europäische und nordamerikanische Universitäten. Dieses Wissen ist jedoch kein absolutes, sondern muss immer wieder aufs Neue generiert, geprüft, reflektiert, interpretiert und u. U. vertrauensvoll diskutiert werden. Deutlich vorgezeichnete ‚Blaupausen’ erfolgreicher Lebenskarrieren fehlen. Gerade aufgrund ihrer Prekarität und Gefährdung sind migrantische Akteure in besonderer Weise zu bewussten Handlungsentscheidungen. Durch zunehmende Einsicht in Beschränkungen und Ausschluss allerdings geht der migrantische Lernprozeß meist mit wachsender Desillusionierung einher, Motivationen und Vorstellungswelten unterliegen dieser Dynamik. Erfahrungen und Wissen um den jeweiligen ortsspezifischen migrantischen Alltag sowie im größeren Prozess der Wanderung setzen sich habituell ab. Kommunikation, Wandel und Anwendung migrantischen Wissens zwischen konkreter Örtlichkeit und Anbindung an transnationale Netzwerke sollen unter Migrantinnen und Migranten der jüngeren Generation in ausgewählten, einschlägigen Migrationsstationen (Khartoum, Istanbul, Mailand) sowie unter Neuankömmlingen der letzten Jahre in Bayern beispielhaft untersucht werden."

Tussen 1 januari 2014 en 31 augustus 2019 werden 8.775 asielaanvragen ingediend door alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s). In eerste aanleg werd 69% van de aanvragen ingewilligd en 26% afgewezen (de overige 5% zat op de peildatum van 31 december 2019 nog in de procedure of had deze voortijdig stopgezet).Van de AMV’s met een verblijfsvergunning was 79% man en kwamen de meeste uit Eritrea (50%) en Syrië (38%). Gemiddeld waren de AMV’s op het moment van het verkrijgen van de vergunning 15,7 jaar oud.In 2019 volgde 56% van de (ex-)AMV’s met een vergunning een opleiding; 40% had een baan. Ongeveer een derde van de (ex-)AMV’s volgde op dat moment geen onderwijs en had geen werk.Meer dan de helft van de afgewezen (ex-)AMV’s is met onbekende bestemming vertrokken. Tien procent heeft Nederland aantoonbaar verlaten (hetzij vrijwillig, hetzij gedwongen).Onder afgewezen ex-AMV’s van 18 jaar of ouder (op 31 december 2019) die werden opgevangen onder het nieuwe opvangmodel, ligt het aandeel dat met onbekende bestemming vertrok hoger, terwijl het aandeel dat op de peildatum rechtmatig in Nederland verbleef lager ligt dan onder de groep die onder het oude model werd opgevangen. Het aandeel vrijwillig vertrek onder het oude en nieuwe opvangmodel is vergelijkbaar.De hier gepresenteerde resultaten uit een gezamenlijk onderzoek van WODC en CBS bieden een eerste beschrijving van de groep AMV’s die tussen 1 januari 2014 en 31 augustus 2019 asiel aanvroegen in Nederland. In de toekomst kunnen meer diepgaande inzichten verkregen worden, door zowel de populatie als de betrokken databronnen uit te breiden en bijvoorbeeld vergelijkingen te maken met andere relevante groepen zoals leeftijdsgenoten met en zonder (asiel)migratieachtergrond.

DIASPEACE seeks to generate policy-relevant, evidence-based knowledge on how diasporas (exiled populations from conflict regions) play into the dynamics of conflict and peace in their countries of origin. In a globalised world diasporas have become new forces shaping the interactions between countries, regions and continents. On one hand, they are seen to fuel conflict by transferring remittances and logistic support to the warring parties, and to exacerbate tensions through radical mobilisation along ethnic and religious lines. One the other, diaspora groups are playing an increasingly prominent role in peace and reconciliation processes. There is a need for a balanced empirical account of the nature, motivations and impact of transnational diaspora activities in conflict settings. The project has an empirical focus on diaspora networks operating in Europe which extend their transnational activities to the Horn of Africa. This is a region where decades of violent conflict have resulted in state collapse and the dispersal of more than two million people. The project will conduct field research in seven European countries and in Somalia, Ethiopia and Eritrea. DIASPEACE aims to: a) devise and test methodologies of multi-sited comparative research and to develop the conceptual framework for researching migrant political transnationalism in a conflict context; b) facilitate interaction between diaspora and other stakeholders in Europe and in the Horn of Africa; c) provide policy input on how to better involve diaspora in conflict resolution and peace-building interventions, and how to improve coherence between security, development and immigration policies. The consortium involves six partners from Europe and two from the Horn of Africa, bringing together cross-disciplinary expertise from the fields of Conflict Analysis, Migration Studies and Anthropology among others. The project is coordinated by the University of Jyväskylä in Finland.

"Die Studie widmet sich dem subjektiven Empfinden der eigenen Lebenssituation von unbegleiteten minderjährigen Geflüchteten und jungen Volljährigen, die zwischen November 2015 und 2019 unbegleitet nach Deutschland eingereist sind und (vorläufig) in Obhut genommen wurden. Unbegleitete Minderjährige sind eine besonders schutzbedürftige Gruppe. Im Januar 2019 waren in Deutschland über 41.000 ausländische Jugendliche und junge Erwachsene in jugendhilferechtlicher Zuständigkeit. Vor dem Hintergrund der Einführung einer bundesweiten Aufnahmepflicht 2015 hat der Gesetzgeber die Bundesregierung verpflichtet, die Wirkungen des Gesetzes zur Verbesserung der Unterbringung, Versorgung und Betreuung unbegleiteter ausländischer Kinder und Jugendlicher zu untersuchen und dem Bundestag bis zum Dezember 2020 über die Ergebnisse zu berichten. Diese Gesetzesevaluation besteht aus drei Teilen, eine davon wird die subjektiven Perspektiven der Kinder und Jugendlichen berücksichtigen. Die Studie untersucht insbesondere die (Un-)Zufriedenheit mit dem Leben und der Gesundheit, mit Bildung und Ausbildung und Interaktionen mit Institutionen in Deutschland (Kinder- und Jugendhilfe) und soziale Netzwerken, sowie die Erwartungen und Zukunftswünsche. Das Mixed-Methods-Design der Studie umfasst eine qualitative Komponente (60 Leitfadeninterviews) sowie eine repräsentative quantitative Komponente (standardisierte Befragung mit 1.000 Interviews, voraussichtlich mit Jugendlichen aus Syrien, Afghanistan, Eritrea und Gambia). Bei der Auswertung der Daten wird unter anderem die Methode der Sozialen Netzwerkanalyse angewendet. Befragt werden Jugendliche in vier deutschen Bundesländern: Nordrhein-Westfalen, Bayern, Sachsen und Hamburg. Ethische Standards für die Befragung von minderjährigen Geflüchteten werden besondere Berücksichtigung finden."